Wat kunt u als ondernemer fiscaal dit jaar nog regelen? Zijn er voor de dga belangrijke aandachtspunten die voor 1 januari 2021 geregeld moeten zijn? Op welke zaken moet u zich als werkgever voorbereiden op het nieuwe jaar? Wilt en kunt u nog een schenking doen aan uw (klein)kinderen? Deze zaken en meer staan in de Eindejaarstips 2020.

In deze tips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Daarnaast hebben we ook enkele tips rondom coronamaatregelen opgenomen, zoals uitstel van belastingbetaling.

Onder meer naar aanleiding van de besprekingen in de Tweede Kamer heeft een aantal inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden die in deze update verwerkt zijn.

Bron: SRA Special Eindejaarstips 2020; 5-11-2020, update 25-11-2020

Let op!
Een aantal van de plannen van het kabinet is nog niet definitief. Deze moeten nog door de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Welke dat zijn, kunnen wij u uiteraard vertellen. In overleg bekijken we of het verstandig is wel of geen stappen te zetten.

De tips zijn onderverdeeld in zeven categorieën:

  1. Tips voor alle belastingplichtigen
  2. Tips voor ondernemers algemeen
  3. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
  4. Tips voor de bv en de dga
  5. Tips voor werkgevers
  6. Tips voor de automobilist
  7. Tips voor de woningeigenaar

1 Tips voor alle belastingplichtigen

1.1 Speel in op aftrekbeperking box 1

  • De tarieven in box 1 voor inkomsten uit werk en woning gaan de komende jaren verder omlaag. Hiermee is al begonnen in 2019. Ook in 2021 kunt u een verlaging van de tarieven tegemoetzien. Het tarief van de eerste schijf, tot een inkomen van € 68.507, gaat in 2021 omlaag: van 37,35% naar 37,1%.
  • Over het deel van uw inkomen boven € 68.507 betaalt u in de tweede schijf 49,5%. Dit blijft volgend jaar ongewijzigd.

Hier staat tegenover dat aftrekposten volgend jaar minder voordeel opleveren. Dit geldt vooral als uw inkomen meer dan € 68.507 bedraagt en u aftrekposten (deels) tegen het hoogste tarief kunt aftrekken. Dit jaar kan dat nog tegen 46%. In 2021 komen aftrekposten in aftrek tegen maximaal 43%. Het maximum aftrekpercentage wordt voor het overgrote deel van de aftrekposten verder afgebouwd naar 37,05% in 2023.

Tip!
U kunt hierop inspelen door aftrekposten zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen. Een gift van bijvoorbeeld € 10.000 aan een ANBI levert u tegen het maximumtarief nu in beginsel nog een maximaal fiscaal voordeel op van € 4.600. In 2023 levert dezelfde gift u nog maar een maximaal voordeel op van € 3.705.

Behalve aftrekposten voor ondernemers gaat het om uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, scholingsuitgaven, aftrekbare giften, het restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal. Voor zover mogelijk is het verstandig deze aftrekposten naar voren te halen.

1.2 Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Enkele heffingskortingen zijn nog maar beperkt overdraagbaar aan uw partner. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kunt u nog maar 20% van de kortingen uitbetaald krijgen (op voorwaarde dat uw fiscale partner wel voldoende belasting betaalt), vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Er is op een aantal manieren aan de beperking van de overdraagbaarheid van de kortingen te ontkomen. Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschikt u samen met uw partner over belastbaar vermogen, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskorting oplossen. U doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of deels aan de partner zonder eigen inkomsten toe te rekenen. Dit vermogen wordt namelijk belast in box 3, zodat uw partner dan over inkomsten beschikt, dus ook belasting betaalt, en hiermee genoemde heffingskortingen geheel of deels kan verrekenen.

Let op!
Hierbij is echter wel van belang dat u rekening houdt met het feit dat in box 3 de te betalen belasting stijgt bij toenemend vermogen. Normaal gesproken is een 50/50-verdeling van het vermogen fiscaal optimaal, maar in dit geval zult u dus eerst zo veel vermogen moeten toerekenen dat de heffingskortingen zo veel mogelijk verrekend kunnen worden. Pas daarna is een 50/50-verdeling van het resterende vermogen weer optimaal.

1.3 Overweeg afkoop van uw alimentatieverplichting

Heeft u een alimentatieverplichting aan uw ex-echtgenoot of ex-partner, dan zijn de betalingen nu nog aftrekbaar tegen een tarief van maximaal 46%. Vooruitlopend op de aangekondigde tariefsverlagingen de komende jaren kunt u in gezamenlijk overleg met uw ex besluiten deze verplichting af te kopen. U voorkomt hiermee dat u door de aftrekbeperking de komende jaren netto meer alimentatie betaalt.

De afkoop kan betekenen dat uw ex meer belasting over de afkoopsom betaalt dan wanneer hij of zij jaarlijks alimentatie ontvangt. Dit kan deels voorkomen worden via middeling of door de afkoopsom in een lijfrentepolis te storten. Uw ex ontvangt daaruit periodieke uitkeringen die geleidelijk worden belast.

Let op!
De afkoop van de alimentatieverplichting heeft voor u en/of uw ex-partner ook gevolgen voor de belastingheffing in box 3, voor de verschuldigde premie Zorgverzekeringswet (Zvw) en voor eventuele toeslagen. Schakel daarom een deskundige in om te berekenen of de afkoop fiscale voordelen oplevert en wat een redelijke verdeling hiervan is tussen uw ex en uzelf.

1.4 Stel uw opleiding niet langer uit

Volgt u als particulier een opleiding of studie voor een beroep? U kunt dan de kosten hiervan in aftrek brengen als scholingsuitgaven. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze algemene fiscale aftrek te schrappen en te vervangen door een specifiekere regeling. Tot die tijd kunt u gebruik blijven maken van de scholingsaftrek. In 2021 heeft u in ieder geval nog recht op de aftrek. Als u recht heeft op studiefinanciering (waaronder collegegeldkrediet), bestaat er geen recht op aftrek.

1.5 Koop nog dit jaar een lijfrente

Koop nog dit jaar een lijfrente of stort een bedrag op uw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Aan het begin van het jaar mag u nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. U kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘jaarruimte’. Als u voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kunt u de premie in 2020 aftrekken tegen maximaal 49,5%. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Vanwege de daling van deze tarieven is de uitkering in veel gevallen lager belast. Als u nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en deze is te zijner tijd belast tegen 37,05%, bedraagt het tariefvoordeel 12,45%-punt.

Tip!
Zorg dat u de lijfrentepremies in 2020 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2020. Bovendien vermindert u daarmee uw vermogen, zodat u minder belasting betaalt in box 3.

Let op!
De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaalt u bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover uw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en u nu de Zvw-premiegrens nog niet heeft bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.

Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is uw algemene heffingskorting mogelijk hoger als gevolg van de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van € 68.507 heeft de lijfrentepremieaftrek geen effect meer op de algemene heffingskorting.

1.6 Schenk uw giften periodiek

Periodieke giften zijn giften aan goede doelen in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kunt u aftrekken als u gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat over een periode van minstens vijf jaar de gift wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond.

Tip!
Schenk periodiek als u geen last wilt hebben van de drempel of het plafond. Stelt u een onderhandse akte op, dan geldt wel een aantal eisen. Een dergelijke akte kunt u downloaden vanaf de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl), zoekterm ‘overeenkomst periodieke giften’. Bereken wel of het ontgaan van het plafond en de drempel door periodiek te schenken opweegt tegen het nadeel dat uw schenking over een langere periode wordt uitgesmeerd en dus vanwege de dalende tarieven minder oplevert. Vanaf 2023 levert een gift immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.

Zorg dat u de lijfrentepremies in 2020 betaalt! Alleen dan kunt u deze nog in aftrek brengen in uw aangifte inkomstenbelasting 2020. Bovendien vermindert u daarmee uw vermogen, zodat u minder belasting in box 3 betaalt.

1.7 Maak uw (klein)kinderen blij met een schenking

Profiteer ook dit jaar nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting. Zo kunt u in 2020 uw kinderen belastingvrij € 5.515 schenken en uw kleinkinderen of derden € 2.208.

Voor kinderen tussen 18 en 40 jaar bestaat er een eenmalige verhoging van dit bedrag tot:

  • € 26.457;
  • € 55.114 indien het bedrag gebruikt wordt voor een studie;
  • € 103.643 indien het bedrag gebruikt wordt voor een eigen woning.

Let op!
De eenmalige schenking van € 103.643 ten behoeve van de eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen. Houd wel rekening met de voorwaarden van deze schenking.

Tip!
Schenkt u nog in 2020, dan vermindert de schenking uw vermogen in box 3, wat bij u tot belastingbesparing leidt.

Let op!
Vanwege de coronacrisis wordt zowel de vrijstelling voor kinderen als die voor kleinkinderen en derden in 2021 eenmalig met € 1.000 verhoogd. Dit betekent dat de vrijstelling voor schenkingen aan kinderen in 2021 € 6.604 gaat bedragen en voor schenkingen aan kleinkinderen en derden € 3.244. De verhoging wordt in 2022 weer teruggedraaid.

1.8 Koop waardevolle zaken voor persoonlijk gebruik nog dit jaar

Alle roerende zaken die u voor persoonlijke doeleinden gebruikt of verbruikt, hoeft u niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kunt u denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Bent u van plan binnenkort een dure aankoop te doen, zorg dan dat u deze aanschaf uiterlijk 31 december 2020 heeft gedaan en betaald. In de box 3-heffing per 1 januari 2021 zal dit vermogen dan niet worden meegenomen.

Let op!
Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst namelijk aannemelijk maken dat u de zaken hoofdzakelijk ter belegging heeft gekocht, dan behoren deze zaken wél tot het vermogen in box 3. Ook als u deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.

1.9 Beleg groen in box 3

Wilt u uw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal € 59.477(bedrag 2020). Heeft u een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor u en uw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€ 118.954). Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Naast de vrijstelling in box 3 heeft u ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.

Let op!
De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen.

1.10 Claim als co-ouder sneller de IACK

Ouders die na een echtscheiding de zorg voor één of meer kinderen jonger dan 12 jaar verdelen, hebben eerder recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK). Dit volgt uit een arrest van de Hoge Raad. De IACK bedraagt dit jaar in beginsel 11,45% van uw inkomen met een maximum van € 2.881. U moet wel ten minste € 5.072 verdienen of recht hebben op de zelfstandigenaftrek. Verder gelden voor de IACK in 2020 de volgende voorwaarden:

  • U hebt een kind dat geboren is ná 31 december 2007 en in 2020 minstens 6 maanden is ingeschreven op uw woonadres. Bent u co-ouder, dan mag uw kind ook zijn ingeschreven op het adres van uw ex.
  • U hebt geen fiscale partner of u hebt minder dan 6 maanden een fiscale partner. Of u hebt langer dan 6 maanden een fiscale partner én u verdient minder dan uw fiscale partner.

Wanneer bent u co-ouder?
De Belastingdienst hanteert voor co-ouders een strikte definitie. Volgens deze definitie bent u co-ouder als uw kind elke week minstens drie hele dagen bij u woont, én minstens drie hele dagen bij uw ex. Voor de berekening hiervan mag u zelf bepalen op welke dag uw week begint. Ook als uw kind om en om één week bij u en de andere week bij uw ex is, voldoet u aan de voorwaarde voor co-ouderschap. In een zaak die dit jaar speelde voor de Hoge Raad, werd deze definitie te eng bevonden. Volgens het arrest is het voldoende als de zorg voor de kinderen gelijkelijk en in een ander duurzaam ritme verdeeld wordt. In deze zaak werd een omgangsregeling gehanteerd volgens een tweewekelijks schema. De dochter verbleef vanaf de maandag eerst twee dagen bij de vader, dan twee dagen bij de moeder, vervolgens weer vier dagen bij de vader en daarna weer zes dagen bij de moeder. Volgens de Hoge Raad bestaat er ook dan recht op de IACK.

Let op!
Co-ouders kunnen volgens dit arrest dus eerder de IACK claimen. Voor de jaren uit het verleden kan dit nog tot vijf jaar terug via een bezwaar of verzoek tot vermindering.

1.11 Overweeg de oprichting van een spaar-bv/-fonds

Heeft u op dit moment veel spaargeld in box 3, overweeg dan de oprichting van een spaar-bv of een open fonds voor gemene rekening om daar vóór 31 december 2020 uw spaargeld in te storten. Zo mist u de peildatum van 1 januari 2021 in box 3. De bv of het fonds betaalt over de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot een bedrag van € 245.000 in 2021 15% vennootschapsbelasting en over het meerdere 25% vennootschapsbelasting. Als de ontvangen spaarrente na belasting wordt uitgekeerd naar privé, betaalt u hierover in 2021 26,9% belasting in box 2 van de inkomstenbelasting. Gecombineerd is dat zo’n 38% van de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot € 245.000. Dat is vele malen minder dan de 0,59% tot 1,76% belasting die u in 2021 over uw spaarsaldi betaalt in box 3, alhoewel u er wel rekening mee moet houden dat de vrijstelling in box 3 in 2021 verhoogd wordt naar € 50.000 per persoon. Toch bedraagt het verschil in belastingheffing tussen spaargeld in box 3 en spaargeld in een bv/fonds al gauw duizenden euro’s.

Let op!
Met een bv zijn oprichtingskosten gemoeid en ook kosten voor instandhouding, bijvoorbeeld voor het jaarlijks (laten) maken van een jaarrekening. En om het spaargeld na verloop van tijd belastingvrij naar privé te halen, is een gang naar de notaris nodig. Het is belangrijk bij de keuze voor de bv-variant deze kosten af te trekken van de jaarlijkse voordelen om te bepalen of het geheel voor u aantrekkelijk is.

Tip!
Een spaar-bv of open fonds voor gemene rekening zorgt er ook voor dat het spaargeld niet meer meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling.

1.12 Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Over uw aanslag inkomstenbelasting 2020 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 een rente van 4%. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom dat u de hoge belastingrente verschuldigd wordt en controleer of uw voorlopige aanslag 2020 juist is. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan.

Tip!
Vraag ook een nieuwe, lagere voorlopige aanslag aan als uw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kunt u niet meer ‘sparen’ bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.

 1.13  Cluster uw zorgkosten

Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een drempel, die afhankelijk is van de hoogte van uw inkomen. Hoe hoger uw inkomen, hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn aftrekbaar.

Het is daarom aantrekkelijk zorgkosten zo mogelijk binnen een jaar te clusteren. Koopt u bijvoorbeeld in 2020 een nieuw gehoorapparaat en laat u in 2021 uw gebit renoveren, dan heeft u in beide jaren te maken met de drempel. Dit levert meestal minder aftrek op dan wanneer u beide uitgaven in één jaar doet. Het betalingsmoment is beslissend voor het jaar van aftrek.

Tip!
Houd er ook rekening mee dat door de dalende tarieven de aftrek bij hetzelfde inkomen de komende jaren waarschijnlijk minder oplevert. Haal zorgkosten dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert de aftrek zorgkosten immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.

 1.14 Cluster uw giften

Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Ook voor giften geldt een drempel. Alleen het bedrag aan giften boven deze drempel is aftrekbaar. De drempel bedraagt 1% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van € 60. Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.

Tip!
U kunt giften over meerdere jaren beter clusteren, zodat u maar één jaar met de drempel te maken heeft. Komt u met uw giften boven het plafond van 10% uit, dan is het juist beter uw giften over meerdere jaren te spreiden.

Tip!
Houd er ook rekening mee dat door de dalende tarieven de aftrek bij eenzelfde inkomen de komende jaren minder oplevert. Haal aftrekbare giften dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert een gift immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.

1.15 Houd rekening met einde overgangsrecht zuivere saldolijfrente

Personen die in het bezit zijn van een zuivere saldolijfrente, moeten er rekening mee houden dat het hierop van toepassing zijnde overgangsrecht vanaf 2021 eindigt. Dit betekent dat in 2020 over de lijfrente afgerekend moet worden met de fiscus. Voor een zuivere saldolijfrente is in 2001 overgangsrecht van kracht geworden vanwege het destijds ingevoerde nieuwe belastingstelsel. Dit overgangsrecht eindigt eind 2020. Een zuivere saldolijfrente leverde destijds geen fiscale aftrek op. Door het vervallen van het overgangsrecht in 2020 moet over het op 31 december 2020 aanwezige rentebestanddeel van de lijfrente worden afgerekend. Op verzoek mag een tarief van 45% worden toegepast. Het hangt af van de feitelijke situatie of dit voordelig is. Over dit rentebestanddeel moet ook Zvw-premie worden betaald. Daarbij geldt wel dat alleen premie verschuldigd is als het premiemaximum van € 57.232 nog niet is bereikt.

Let op!
De aanspraken op uitkeringen betekenen ook dat het vermogen in box 3 hierdoor toeneemt. De in 2020 verschuldigde belasting mag hierop overigens niet in mindering worden gebracht.

2. Tips voor ondernemers

2.1 Speel in op lagere tarieven

Het tarief in de eerste schijf van box 1 in de inkomstenbelasting gaat in 2021 omlaag. Ook het lage tarief in de vennootschapsbelasting daalt volgend jaar. Over de eerste € 245.000 winst betaalt uw bv dan 15% Vpb in plaats van 16,5% in 2020. Het is daarom vaak voordelig om kosten van uw onderneming, indien mogelijk, zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen en opbrengsten, indien mogelijk, zo veel mogelijk uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven.

2.2 Werk volgens een modelovereenkomst

Als u een derde inhuurt voor het verlenen van diensten, kunt u via een door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst zekerheid krijgen over het al dan niet bestaan van een dienstbetrekking. Maakt u gebruik van een modelovereenkomst, dan heeft u alleen vrijwaring voor het inhouden en afdragen van loonheffingen als ook daadwerkelijk volgens die overeenkomst wordt gewerkt. Wordt in de praktijk afwijkend gewerkt, dan vervalt de vrijwaring en kan de Belastingdienst alsnog op dat moment beoordelen of wel of niet sprake is van een dienstbetrekking, met daarbij risico’s op forse naheffing van loonheffingen.

De Belastingdienst heeft aangegeven dat er tot 2021 in beginsel niet wordt nageheven en beboet als er achteraf sprake blijkt te zijn van een dienstbetrekking en de opdrachtgever geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen heeft ingehouden en afgedragen. Dit zal alleen anders zijn als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én er sprake is van evidente en opzettelijke schijnzelfstandigheid. Vanaf oktober 2019 heeft de Belastingdienst het toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften wel verscherpt. Ook worden er aanwijzingen gegeven als er bij controle toch sprake blijkt van een dienstbetrekking. Op grond van deze aanwijzingen dient u de situatie dan in beginsel binnen drie maanden aan te passen. Gebeurt dit niet, dan kan de Belastingdienst toch naheffingen en boetes opleggen. Hoe het sanctiebeleid vanaf 2021 wordt, is nog onbekend.

Let op!
Het kabinet Rutte III heeft eerder bekendgemaakt de Wet DBA, de wet die aan de modelovereenkomst ten grondslag ligt, weer te willen vervangen. Deze in 2016 ingevoerde wet ter vervanging van de VAR (Verklaring arbeidsrelatie) zorgt voor te veel onzekerheid en onrust onder zzp’ers en hun opdrachtgevers. In plaats daarvan komt er een nieuwe wet, die opdrachtgevers en echte zzp’ers de zekerheid geeft dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Daarbij zal gebruikgemaakt gaan worden van een webmodule. Aan de hand van deze webmodule zou vastgesteld moeten kunnen worden of er al dan niet sprake is van een dienstbetrekking.

2.3 Optimaliseer uw (kleinschaligheids)investeringsaftrek

Rondom de investeringsaftrek is er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2020 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen € 2.400 en € 58.238. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.

Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2020 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2020 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2020 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.

Let op!
Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen 12 maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doet u dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).

Let op!
Soms mag u bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heeft u deze nog niet in gebruik genomen, dan kunt u toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat u in het jaar van investeren heeft betaald.

Heeft u in de afgelopen vijf jaar (dus in de periode tussen 2016 en 2020) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoopt u het bedrijfsmiddel weer of ruilt u het in, dan krijgt u mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor u een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering.

Let op!
Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan € 450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.

2.4 Meerdere ondernemingen: maximeer kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA)

Als u investeert, heeft u als ondernemer in beginsel recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2020 bepaald op € 2.401. Genoemd bedrag is € 100 hoger dan in 2019. Kleinere investeringen komen dus minder snel voor de extra aftrek in aanmerking. De KIA krijgt u bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop u moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens € 450 moet kosten. Investeert u in 2020 in totaal dus minstens voor € 2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens € 450 kosten, dan heeft u recht op de KIA.

Tip!
Zit u dit jaar met uw investeringen net onder de minimumgrens van € 2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat u toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan zomaar 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.

Het kabinet heeft duidelijk gemaakt dat de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) per onderneming dient te worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen.

De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld € 100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA op dan twee investeringen van € 50.000 in twee aparte bedrijven. Heeft u meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA dus van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.

2.5 Vorm een herinvesteringsreserve voor een verkocht bedrijfsmiddel

Heeft u een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kunt u de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door deze te reserveren in een herinvesteringsreserve. Voorwaarde is dat u een vervangingsvoornemen heeft en houdt. U kunt de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin u het bedrijfsmiddel heeft verkocht. Investeert u binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boekt u de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeert u niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Door de verlaging van de tarieven de komende jaren kunnen een reservering en een latere vrijval toch voordelig zijn. Het is dan ook in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.

Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang. U kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat u zich hierover goed informeren en adviseren.

Tip!
Stelt u bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld uw bv? Dan mag u als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.

2.6 Laat uw herinvesteringsreserve niet verlopen

Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die u in 2017 gevormd heeft, moet u nog vóór 31 december 2020 benutten. Doet u dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en bent u belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!

Let op!
Op de termijn van drie jaar waarbinnen u moet herinvesteren, bestaan twee uitzonderingen. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel op zijn minst een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zult u de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.

Let op!
Onlangs is door de staatssecretaris van Financiën bekendgemaakt dat de huidige coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft u de afgelopen jaren een HIR gevormd en heeft u een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat u, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en u de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Op deze manier geniet u nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.

2.7 Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of uw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelasting uw verlies alleen verrekenen met de belastbare winst uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward). Uw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kunt u verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.

Tip!
Dreigt uw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om uw winst dit jaar te verhogen. U kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

Let op!
De voorwaartse verliesverrekening voor de vennootschapsbelasting is in 2019 teruggebracht van negen naar zes jaar. Op deze vorm van verliesverrekening is overgangsrecht van toepassing. Dit betekent dat de nieuwe, kortere termijn van voorwaartse verliesverrekening niet geldt voor verliezen die tot 2019 zijn geleden. Deze verliezen houden gewoon hun bestaande verrekentermijn van negen jaar en verdampen dus uiterlijk pas na 2027.

Verder geldt dat de hoofdregel dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden, niet geldt als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.

Let op!
Het kabinet heeft op Prinsjesdag voorgesteld om per 1 januari 2022 de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting te beperken tot 50% van de belastbare winst. Deze maatregel wordt voorgesteld in combinatie met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, in plaats van de huidige zes jaar. Daarbij wordt voorgesteld dat de verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar zijn. Voor zover de belastbare winst hoger is dan € 1 miljoen, worden die verliezen – uiteraard voor zover zij meer bedragen dan € 1 miljoen – slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare winst boven € 1 miljoen verrekend. Het wetsvoorstel moet nog worden goedgekeurd, dus het is nog niet zeker of het voorstel in de voorgestelde vorm zal worden overgenomen.

2.8 Vraag voorlopige verliesverrekening aan

Heeft u in 2019 winst behaald, maar sluit u 2020 vermoedelijk af met een verlies? Dan kunt u de Belastingdienst na het indienen van de aangifte inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting 2020 verzoeken om een voorlopige verliesverrekening. De Belastingdienst zal dan alvast 80% van het vermoedelijke verlies verrekenen met de winst van 2019.

Let op!
Een voorlopige verliesverrekening levert u een liquiditeitsvoordeel op, want u kunt sneller beschikken over een deel van het nog terug te verwachten belastinggeld. De voorlopige verliesverrekening wordt naderhand verrekend met de definitieve verliesverrekening.

Let op!
Heeft u in 2020 vanwege de coronacrisis verlies geleden, dan kunt u dit sneller verrekenen. U mag namelijk – onder voorwaarden – het verwachte verlies over 2020, voor zover dat verband houdt met de coronacrisis, al in 2019 aftrekken. U doet dat door een zogenoemde coronareserve te vormen. Deze reserve mag niet hoger zijn dan uw winst over 2019. Na het vormen van de reserve kunt u vragen om een nadere (lagere) voorlopige aanslag over 2019. De fiscale coronareserve valt in 2020 weer verplicht vrij en valt dan volledig in de winst.

2.9 Beoordeel de hoogte van uw winst

Aan het eind van het jaar heeft u meer duidelijkheid over uw winstpositie. Beoordeel of uw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 16,5%. Of komt u in de inkomstenbelasting in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om uw winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op uw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

Tip!
Wijkt uw winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkomt u de hoge belastingrente. Bij een teruggave voorkomt u dat uw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

2.10 Verwerk personeelsuitgaven en relatiegeschenken in laatste btw-aangifte

Eind januari moeten de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2020 inleveren. Vergeet hierin niet de uitgaven voor uw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar, ook niet als je prestaties verricht die belast zijn met btw. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsuitjes en het bekende kerstpakket. Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn, maar ook hier is een bekend voorbeeld het kistje wijn met kerst. Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt onder meer voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen. De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is in beginsel niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedraagt dan € 227 ex btw. Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar.

Let op!
Dit betekent dat u moet berekenen wat de uitgaven aan personeelsvoorzieningen per werknemer in een jaar zijn geweest.

Ook de aftrek van btw op relatiegeschenken is soms beperkt. De btw is namelijk niet aftrekbaar als de ontvanger van uw geschenk – als hij het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én u in dat jaar aan deze relatie meer dan € 227 (ex btw) aan relatiegeschenken hebt gegeven. Heeft u op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan dient u dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.

2.11 Maak gebruik van de nieuwe KOR

De kleine ondernemersregeling (KOR) in de omzetbelasting is per 2020 gewijzigd. De nieuwe KOR is een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan € 20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de nieuwe KOR houdt in dat u geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen.

Let op!
U verliest ook uw recht op btw-aftrek. De nieuwe KOR geldt nu ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de nieuwe KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van € 20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig.

Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers/klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.

Ondernemers die de nieuwe KOR willen toepassen, dienen dit tijdig te melden bij de inspecteur. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt in beginsel voor drie jaar.

2.12 Houd de herzieningstermijn in de gaten

Als u in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw heeft aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan u uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat u mogelijk btw moet terugbetalen of juist terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geeft u op in de laatste btw-aangifte van het jaar. Wij kunnen u hierover meer vertellen.

Let op!
Ook voor roerende zaken waarop dient te worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. De termijn hiervoor bedraagt echter het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.

2.13 Verzoek om vergoeding coulancerente

U heeft geen wettelijk recht op een rentevergoeding bij verrekening van een verlies met winst uit een ouder jaar. Dit geldt zowel voor de inkomsten- als voor de vennootschapsbelasting. In die gevallen kunt u wel verzoeken om vergoeding van coulancerente. Een dergelijk verzoek wordt ingewilligd, op voorwaarde dat de behandeling van uw verzoek om teruggave langer heeft geduurd dan gebruikelijk.

Hiervan is sprake als bij het vaststellen van de verliesverrekening het afhandelen van de aangifte langer dan een jaar heeft geduurd. Dit moet te wijten zijn aan getreuzel bij de Belastingdienst. De schuld voor de vertraging mag dus niet bij u zelf liggen. Bovendien gaat het alleen om het deel van het verlies waarvoor u geen voorlopige verliesbeschikking heeft kunnen vragen. U kunt dit vragen voor 80% van het verlies, dus slechts voor 20% van het verlies heeft u recht op de vergoeding voor coulancerente.

Let op!
Een verzoek om coulancerente kunt u indienen via een formulier dat u kunt downloaden vanaf de site van de Belastingdienst, zoekterm ‘verzoek coulancerente’.

Tip!
Het percentage coulancerente bedraagt zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting 4%.

2.14 Vervroeg de aanschaf van een (bedrijfs)pand

Bij aankoop van onroerend goed bent u overdrachtsbelasting verschuldigd. Voor niet-woningen is het tarief 6%. Per 2021 gaat dit tarief met 2%-punt omhoog naar 8%. Het is daarom aan te bevelen de voorgenomen aankoop van een bedrijfspand zo mogelijk nog vóór 2021 te realiseren.

Ook bij de aankoop van een woning geldt voor bedrijven vanaf 2021 een tarief van 8%. Op deze manier wil het kabinet het beleggen in woningen door bedrijven afremmen. Was u van plan met uw bedrijf te investeren in woningen, bijvoorbeeld ter belegging of om uw werknemers van geschikte huurwoningen te kunnen voorzien, doe dit dan nog dit jaar.

Let op!
Een stijging met 2%-punt lijkt wellicht niet veel, maar betekent wel dat de af te dragen overdrachtsbelasting met 33,3% toeneemt.

2.15 Verlenging uitstel van betaling

Bent u met uw bedrijf in betalingsproblemen gekomen door de coronacrisis, dan kunt u nog tot en met 31 december 2020 bijzonder uitstel van betaling aanvragen of een eerdere aanvraag voor bijzonder uitstel van betaling van uw belastingen verlengen. De regeling voor dit bijzonder uitstel van betaling eindigt uiterlijk 31 december 2020. Wanneer uw bijzonder uitstel afloopt, moet u bij de eerstvolgende aangifte uw belasting weer op tijd betalen. Vanaf 1 juli 2021 begint de afbetaling van de openstaande belastingbedragen waarvoor u uitstel van betaling hebt gekregen. U krijgt hiervoor drie jaar lang de tijd.

2.16 Vraag btw op oninbare vordering terug

Als uw afnemers/debiteuren u niet betalen, kunt u de al in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat uw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Bij fictie is een niet betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. U doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat u niet meer op betaling hoeft te rekenen.

Tip!
Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kunt u de btw in ieder geval terugvragen.

Let op!
De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.

2.17 Bereid u voor op de Brexit

De coronacrisis is voor veel bedrijven zo allesoverheersend dat de ontwikkelingen rond de Brexit een beetje naar de achtergrond zijn verdwenen. Een goede voorbereiding blijft echter noodzakelijk, zeker nu er op 31 december 2020 definitief een einde komt aan de overgangsperiode waarin voor het VK nog de EU-regels en -wetten gelden.

Na de overgangsperiode komen er veranderingen, met of zonder akkoord over de nieuwe relatie. Als het VK en de Europese Unie geen afspraken met elkaar kunnen maken, dan zullen de Britten de EU verlaten zonder deal en terugvallen op de handelsafspraken van de Wereldhandelsorganisatie, het schadelijkste economische scenario.

Wat kunt u doen?
Hoewel de gevolgen van de Brexit nog altijd niet duidelijk zijn, is het verstandig om uw bedrijf al wel op verschillende zaken voor te bereiden. Bijvoorbeeld:

  • Douaneaangiften worden in alle scenario’s onderdeel van uw invoer van of uitvoer naar het VK.
  • Mogelijk krijgt u te maken met dubbele procedures in het VK en de EU, omdat er niet langer één gezamenlijk traject is. Denk aan aparte aanvragen van markttoelatingen.
  • De EU en het VK willen weliswaar importheffingen voorkomen, maar het is niet zeker of dit straks gaat lukken.
  • Vervoersafspraken zullen opnieuw moeten worden beoordeeld: bijvoorbeeld, wie gaat invoeren en voor wiens rekening zijn deze kosten en (invoer-)heffingen.
  • Voor de btw-administratie verandert het nodige. Had u eerst te maken met de regels voor intracommunautaire regels, straks is mogelijk sprake van in- en uitvoer die gepaard gaan met andere factuur- en aangifteverplichtingen. Dit geldt zowel voor B-2-B als voor B-2-C-transacties. Laat u door ons informeren!
  • Als u vanuit het VK invoert in Nederland, maak dan gebruik van de zogenaamde btw-verleggingsregeling bij invoer. Vraag daarvoor een vergunning aan bij de Belastingdienst.

Tip!
Wat zijn voor de gevolgen van de Brexit voor uw bedrijf? Doe de Brexit Impact Scan en ga naar het Brexit Loket.

3. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting

3.1 Zet uw stakingswinst om in een lijfrente

Staakt u uw onderneming in 2020? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaalt u de premie in 2021, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2020, mits deze vóór 1 juli 2021 is betaald. Op dezelfde wijze is het ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente.

De tariefsverlagingen in de komende jaren maken de aankoop van een lijfrente extra aantrekkelijk. U trekt nu immers uw storting af tegen wellicht een hoger percentage dan waartegen de uitkering straks belast wordt.

Let op!
De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaalt u echter ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. Daardoor betaalt u minder Zvw-premie.

3.2 Plan de opname van liquiditeiten

Liquiditeiten met een laag rendement, zoals uw bedrijfsbankrekening, kunt u het best pas na 31 december overbrengen naar privé. Op die manier voorkomt u de relatief hoge belasting in box 3.

Andersom is het verstandig om noodzakelijke liquiditeiten vanuit privé vóór 31 december van dit jaar over te maken naar uw bedrijfsrekening. Als voorwaarde voor liquide middelen in de onderneming geldt dat ze niet duurzaam overtollig mogen zijn. U moet dus aannemelijk kunnen maken dat u de banksaldi nodig heeft voor de onderneming (voor investeringen of als buffer om verplichtingen na te kunnen komen).

Dit zorgt ook voor een hoger ondernemingsvermogen, wat van belang is voor dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.

Let op!
Pas op voor de antimisbruikmaatregelen tegen boxhoppen. Vermogen dat voor 1 januari vanuit box 3 naar de onderneming wordt overgebracht én dat niet langer dan zes aaneengesloten maanden binnen deze box wordt gebruikt, rekent de fiscus toe aan beide boxen. Dubbel belasting betalen is het gevolg. Voor vermogen dat langer dan drie maanden, maar minder dan zes maanden van box is verwisseld, heeft u de mogelijkheid de dans te ontspringen door zakelijke motieven te bewijzen.

3.3 Houd bij winstbepaling rekening met toeslagen

Als ondernemer in de inkomstenbelasting kunt u de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan al dan niet versneld afschrijven voor starters en voor de Vamil (milieu-investeringen), al dan niet doteren aan de oudedagsreserve en aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.

Houd bij deze beslissingen ook rekening met uw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst. Heeft u bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat u dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kunt u waarschijnlijk beter pas volgend jaar uw winst drukken dan nu al. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en u het zich financieel kunt veroorloven.

Let op!
Stel dat u door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten uw winst volgend jaar met € 10.000 kunt verlagen waardoor uw inkomen geen € 35.000 bedraagt, maar € 25.000 en dat u volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan u dit zomaar ruim € 3.200 aan extra toeslagen schelen.

3.4 Welke beloning voor meewerkende partner?

Is uw partner niet bij u in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kunt u hiermee fiscaal rekening houden. U kunt kiezen voor de meewerkaftrek, een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. U kunt echter ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal € 5.000 te bedragen.

Let op!
In een zaak die binnenkort door de Hoge Raad moet worden beoordeeld, is de vraag aan de orde of de minimale beloning van € 5.000 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Een ondernemer had zijn echtgenote een beloning van slechts € 1.500 toegekend, maar dit werd door de inspecteur niet geaccepteerd. De adviseur van de Hoge Raad, de advocaat-generaal, is echter van mening dat het niet in aftrek van de winst toelaten van beloningen tot € 5.000 in strijd is met de rechtsgelijkheid.

Let op!
De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van uw partner. De arbeidsbeloning wel, want uw partner wordt hier zelf voor belast en betaalt hier ook premies Zvw over. Bereken wat voor u de voordeligste optie is en pas deze toe. U mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als u dat wilt. Zorg wel dat u een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.

3.5 Bijtelling delen met uw partner?

Werkt uw partner mee in uw onderneming en valt hij of zij in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met uw partner. U betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt uw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van uw partner in schijf 1 (37,1% in 2021), dan behaalt u een tariefvoordeel. De gezamenlijk te betalen belasting wordt echter ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan uw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.

Let op!
Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat uw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé.

3.6 Houd rekening met vermogenstoets toeslagen

Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat u geen recht heeft op de toeslag als uw vermogen te groot is. De toetsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2020 een toetsvermogen van maximaal € 116.613. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van € 147.459. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van € 30.846 (respectievelijk € 61.692 als u een partner heeft). De genoemde maxima zullen voor het jaar 2021 iets hoger liggen.

Tip!
Heeft u een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn uw vermogen te drukken. Bijvoorbeeld door een deel van uw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen.

3.7 Zonnepanelen op woon-bedrijfspand: meer btw terug

Heeft u in 2020 zonnepanelen geplaatst op uw woning en/of bedrijfspand, dan kunt u misschien meer btw terugvragen dan u denkt. De btw op de zonnepanelen kunt u sowieso (deels) terugvragen, omdat u een deel van de energieproductie btw-belast aan het net levert. Hetzelfde geldt voor de energie ten behoeve van het btw-belast zakelijk gebruik van de woning of het bedrijfspand.

Tip!
Mogelijk komt u ook nog in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.

Tip!
Mogelijk kunt u ook een deel van het dak waarop de zonnepanelen geplaatst zijn tot het btw-ondernemingsvermogen rekenen, als gevolg waarvan u ook over dat deel van de bouw- of verbouwingskosten van de woning de btw kunt terugkrijgen. Deze kwestie ligt nu voor de rechter. Neem contact met ons op als u meer wilt weten.

4 Tips voor de bv en de dga

4.1 Beoordeel de hoogte van de winst van uw bv

De tarieven van de vennootschapsbelasting gaan de komende twee jaren verder dalen en zien er als volgt uit:

Jaar Tarief eerste schijf Lengte eerste schijf Tarief tweede schijf
2020 16,5% € 200.000 25%
2021 15% € 245.000 25%
2022 15% € 395.000 25%

Aan het eind van het jaar krijgt u meer duidelijkheid over de winstpositie. Beoordeel of de winst van uw bv(’s) (of de fiscale eenheid Vpb waarin deze gevoegd is/zijn) in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht overschrijdt u net de belastingschijf in de vennootschapsbelasting van € 200.000. Hierboven bedraagt de belasting 25% in plaats van 16,5%. Het kan dan aantrekkelijk zijn om de winst te verlagen door bijvoorbeeld een geplande investering naar voren te halen of een herinvesteringsreserve te vormen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op de hoogte van de totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Of wellicht zijn er mogelijkheden voor het vormen van voorzieningen.

Tip!
Wijkt de winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, die vanwege de coronacrisis verlaagd is naar 4%, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

 4.2 Houd uw fiscale eenheid voor de Vpb tegen het licht

Zijn uw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief wordt het verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Het tariefverschil bedraagt vanaf 2021 immers 10%-punt (15% respectievelijk 25%) en heeft vanaf 2021 betrekking op de eerste € 245.000 winst en vanaf 2022 zelfs op de eerste € 395.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.

Ook als er plannen zijn om een deelneming te verkopen in 2021 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting per 1 januari 2021 de moeite waard. Dit voorkomt een extra fiscaal boekjaar in 2021.

Let op!
Let op dat de verbreking van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting niet met terugwerkende kracht kan plaatsvinden. Als verbreking per 2021 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2021 zijn ontvangen door de Belastingdienst.

Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor u besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo dient u wellicht belasting te betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.

4.3 Dividend vóór 2021 uitkeren?

Het tarief van de aanmerkelijkbelangheffing (box 2) gaat in 2021 omhoog van 26,25% naar 26,9%. Het kan daarom lonend zijn een eventuele dividenduitkering vóór 2021 te laten plaatsvinden, als u deze uitkering consumptief gebruikt of voor het aflossen van een ‘excessieve lening’ bij uw bv.

Gebruikt u het uitgekeerde dividend niet voor een van deze doelen, dan behoort het tot uw privévermogen en wordt het belast in box 3. Of dit aantrekkelijk is, hangt onder meer af van de vraag hoeveel u (en uw partner) al sparen en beleggen in box 3, wat het behaalde rendement is en hoeveel belasting u hierover betaalt. Dit is weer afhankelijk van de omvang van uw vermogen in box 3. Met name als u weinig rendement verwacht omdat u met uw vermogen weinig risico wilt nemen én als u over veel vermogen beschikt, is sparen of beleggen in de bv meestal voordeliger.

Let op!
De vrijstelling in box 3 gaat per 2021 omhoog naar € 50.000 per persoon. Echter ook het tarief stijgt en wel van 30% naar 31%.

Tip!
U kunt vermogensrendementsheffing voorkomen door het uitgekeerde bedrag aan dividend weer als agio terug te storten in uw bv (in box 2).

Tip!
Dividend uitkeren om louter belasting in box 2 te besparen, is vaak niet aan te raden. Dat wordt anders als het rendement toeneemt of als u over weinig vermogen in privé beschikt.

 Áls u besluit om dividend uit te keren, is het belangrijk goed na te denken over de timing in verband met de peildatum in box 3 en het benutten van heffingskortingen bij uzelf of uw partner. Laat uw adviseur doorrekenen wat in uw situatie het voordeligst is.

4.4 Voorkom belastingrente: verzoek om een voorlopige aanslag

Met betrekking tot uw aanslag vennootschapsbelasting 2020 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2021 een rente van 4%! Voorkom belastingrente over 2020 en controleer of uw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat.

Let op!
De belastingrente was tot 1 oktober 2020 verlaagd naar 0,01% vanwege de coronacrisis.

Overigens is vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.

Tip!
Wijkt de winst af, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de belastingrente van 4% of, bij een teruggave, voorkomt u dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.

4.5 Speel in op stijging tarief innovatiebox

Ondernemingen in de vennootschapsbelasting kunnen onder voorwaarden een verlaagd belastingtarief toepassen over winst die behaald is met immateriële activa die voortvloeien uit innovatieve activiteiten (innovatiebox). De winst die hiermee behaald wordt, is belast tegen 7%. Vanaf 2021 wordt dit tarief verhoogd naar 9%.

Let op!
In verband hiermee is het van belang de winst in de innovatiebox vanaf 2021 zo laag mogelijk te houden. Dit kan onder andere door opbrengsten zo veel mogelijk vóór 2021 te realiseren en kosten zo veel mogelijk na 2020 op te voeren.

4.6 Lager gebruikelijk loon voor innovatieve start-ups

Wordt uw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2020 als starter aangemerkt? Dan mag u uw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. U kunt deze start-upregeling maximaal drie jaar toepassen.

4.7 Lager gebruikelijk loon voor andere dga’s

Ook dga’s die niet als dga van een innovatieve start-up worden aangemerkt, kunnen het gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan € 46.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:

  • 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
  • het hoogste loon van de overige werknemers van de bv of daarmee verbonden vennootschappen (lichamen);
  • € 46.000.

Let op!
Om het loon lager dan € 46.000 vast te stellen, moet u aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan € 46.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal € 46.000.

4.8 Lager gebruikelijk loon dga vanwege coronacrisis

Bent u dga van een bv waarvoor door de coronacrisis grote gevolgen ontstaan voor de omzet, dan mag u uw gebruikelijk loon als dga lager vaststellen. Dit kan zonder vooroverleg met de inspecteur.

U moet wel aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • De rekening-courantschuld of het dividend mag niet toenemen als gevolg van het lagere gebruikelijk loon.
  • Als u als dga in werkelijkheid een hoger loon heeft gehad dan volgt uit onderstaande berekening, dan geldt dat hogere loon.
  • Als uw omzet in 2019 of 2020 is beïnvloed door bijzondere zaken, zoals een oprichting, staking, fusie, splitsing of bijzondere resultaten, past u onderstaande berekening toe zonder die beïnvloeding.

Hoe stelt u het lagere gebruikelijk loon vast? Dat doet u met de volgende berekening:
Gebruikelijk loon 2020 = A x B/C
A = het gebruikelijk loon over 2019
B = de omzet (exclusief btw) over de eerste vier kalendermaanden van 2020
C = de omzet (exclusief btw) over de eerste vier kalendermaanden van 2019

U mag ook aannemelijk maken dat het gebruikelijk loon lager moet zijn dan het loon volgens deze berekening. Bij twijfel of in bijzondere situaties kunt u contact opnemen met uw adviseur of belastingkantoor.

Let op!
Al genoten loon kan niet met terugwerkende kracht worden verminderd. Heeft u dus de afgelopen maanden uw reguliere loon gekregen, kan dit niet worden teruggedraaid om gebruik te maken van bovenstaande mogelijkheid.

4.9 Verminder gebruikelijk loon met kostenvergoedingen en auto van de zaak

Kostenvergoedingen kunt u, mits deze individualiseerbaar zijn, in mindering brengen op het gebruikelijk loon. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld € 60.000 en een bijtelling van 22%, kunt u het gebruikelijk loon dus met € 60.000 x 22% = € 13.200 lager vaststellen.

Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2020 minstens € 46.000 dient te bedragen, betaalt u als dga minder belasting in box 1.

4.10 Voorkom verliesverdamping

Beoordeel of de ondernemingsverliezen uit het verleden nog tijdig kunnen worden verrekend. U kunt namelijk in de vennootschapsbelastingverliezen alleen verrekenen met de belastbare winsten uit het voorafgaande jaar (carry-back) of met de winsten uit de komende zes jaar (carry-forward).

Tip!
Dreigt een verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om de winst dit jaar te verhogen. Uw bv kan bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Of werk met een sale-and-lease-backconstructie om stille reserves in bedrijfsmiddelen te benutten. Overleg met uw adviseur over de mogelijkheden.

De voorwaartse verliesverrekening voor de vennootschapsbelasting is per 2019 teruggebracht naar zes jaar. Op deze vorm van verliesverrekening is overgangsrecht van toepassing. Dit betekent dat de nieuwe, kortere termijn van voorwaartse verliesverrekening niet geldt voor verliezen die tot 2019 zijn geleden. Deze verliezen houden gewoon hun bestaande verrekentermijn van negen jaar en verdampen dus uiterlijk pas na 2027.

Verder geldt dat de hoofdregel dat oudere verliezen vóór nieuwere verliezen verrekend worden, niet geldt als dit in de nieuwe situatie ongunstig uitpakt voor de belastingplichtige. Op deze manier worden de bestaande regels zo veel mogelijk gerespecteerd.

Let op!
Het kabinet wil de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting vanaf 2022 verder beperken tot 50% van de belastbare winst. Dit geldt zowel voor de voor- als de achterwaartse verliesverrekening. Verliezen worden wel onbeperkt voorwaarts verrekenbaar.

Verliezen tot een bedrag van € 1 miljoen zijn wel volledig verrekenbaar. Is de winst hoger, dan worden de verliezen – voor zover ze meer bedragen dan € 1 miljoen – slechts tot 50% van de winst verrekend.

4.11 Voorkom dat heffingskortingen verloren gaan

Enkele heffingskortingen zijn nog maar beperkt overdraagbaar aan uw partner. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kunt u nog maar 20% van de kortingen uitbetaald krijgen op voorwaarde dat uw fiscale partner wel voldoende belasting betaalt, vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die voor 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

Er is op een aantal manieren aan de beperking van de overdraagbaarheid van de kortingen te ontkomen. Heeft uw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar heeft u wel inkomsten uit aanmerkelijk belang, dan kunt u hiermee het verlies aan heffingskorting oplossen. Door bijvoorbeeld voor 31 december 2020 dividend uit te keren vanuit uw bv’s en dit inkomen in de aangifte aan uw partner toe te delen, kunnen de heffingskortingen toch worden benut.

4.12 Beperking lenen bij eigen bv

Het excessief lenen bij de eigen bv voor dga’s wordt met ingang van 2023 aan banden gelegd. Het wetsvoorstel behelst leningen bij de eigen bv te belasten tegen het tarief in box 2. Dit zou dan alleen gelden voor zover het totaal van alle leningen meer dan € 500.000 bedraagt, waarbij leningen ten behoeve van de eigen woning zijn uitgezonderd.

Tip!
U kunt belastingheffing voorkomen door dividend uit te keren in die gevallen waarin u meer dan € 500.000 bij uw bv heeft geleend. Doet u dit vóór 2021, dan betaalt u nog 26,25% belasting over dit dividend. In 2021 wordt dit tarief verhoogd naar 26,9%.

4.13 Verminder uw vermogen in box 3

Bezit u veel vermogen in privé, dan betaalt u hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate u over meer vermogen beschikt. In 2021 betaalt u over een belastbaar vermogen van meer dan € 1.000.000 zelfs 1,76% belasting over de waarde van het vermogen per 1 januari 2021, ongeacht het behaalde rendement.

Tip!
Het kan bij een hoog privévermogen lonend zijn om een deel hiervan over te brengen naar de bv, vooral als dit vermogen relatief laag rendeert. Dit kan via een kapitaalstorting of door het verstrekken van een lening aan uw bv. Op deze manier betaalt u minder belasting in box 3.

5 Tips voor werkgevers

5.1 Loonkostenvoordeel voor lage lonen

Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), krijgen een tegemoetkoming: het lage-inkomensvoordeel (LIV). Voor het LIV gelden de volgende voorwaarden:

  • het gemiddelde uurloon van de werknemer bedraagt minimaal 100% en maximaal 125% van het WML voor iemand van 21 jaar of ouder; en
  • er is sprake van een substantiële baan (minimaal 1248 verloonde uren per kalenderjaar); en
  • de werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt.

Wat betreft de verloonde uren gaat het om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.

Tip!
Ga na voor welke werknemers u op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen. Ga vervolgens na of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als u uw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kunt u het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.

Het LIV is ook van toepassing op werknemers jonger dan 21 jaar. Zij moeten dan echter wel een gemiddeld uurloon hebben van minimaal 100% en maximaal 125% afgeleid van het WML voor iemand van 21 jaar of ouder.

Tip!
U hoeft geen apart verzoek te doen voor het LIV. Het LIV wordt automatisch vastgesteld aan de hand van de in uw loonaangifte aanwezige gegevens.

Het LIV wordt vormgegeven als een vast bedrag per verloond uur met een vast bedrag als jaarmaximum, volgens onderstaande tabel.

Hoogte loon Gemiddelde uurloon in 2020 van
€ 10,29 t/m € 12,87
Vast bedrag per verloond uur € 0,51 per uur
Maximale hoogte LIV € 1.000 per jaar

Voor de tegemoetkoming is het van belang dat u het uurloon binnen de marges houdt.

Tip!
Voor jongeren die minder dan 100% afgeleid van het WML verdienen, kan het voordelig zijn het loon te verhogen tot binnen de marge. Let er bij werknemers met een uurloon rond 125% op dat een kleine verhoging van het uurloon kan leiden tot een lager LIV.

Tip!
Is het uurloon te hoog, dan kunt u in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.

5.2 Loonkostenvoordeel voor jongeren

Werkgevers die jongere werknemers in dienst hebben, kunnen jeugd-LIV krijgen. Jeugd-LIV is een tegemoetkoming voor de verhoging van de minimumjeugdlonen in de afgelopen jaren.

Jeugd-LIV
Voor jongeren van 18 t/m 20 jaar geldt een lagere tegemoetkoming in de vorm van het jeugd-LIV. De bedragen voor 2020 vindt u in onderstaande tabel.

Leeftijd op 31-12-2019  Jeugd-LIV per uur  Maximum jeugd-LIV per jaar 
18 jaar € 0,07 € 135,20
19 jaar € 0,08 € 166,40
20 jaar € 0,30 € 613,60

5.3 Benut ook overige loonkostenvoordelen

Het loonkostenvoordeel (LKV) is een jaarlijkse tegemoetkoming voor werkgevers die oudere werknemers en werknemers met een arbeidsbeperking vanuit een uitkeringssituatie in dienst nemen of houden. Het LKV vervangt de premiekortingen voor arbeidsbeperkte en oudere werknemers. Om het LKV te ontvangen, heeft u een kopie van de doelgroepverklaring LKV van uw werknemer nodig. Het LKV bedraagt € 3,05 per verloond uur en kan oplopen tot € 6.000 per werknemer per jaar. Alleen voor werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en scholingsbelemmerden bedraagt het LKV € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

5.4 Investeren? Vraag de BIK aan!

Vanwege de coronacrisis is er een nieuwe, fiscale investeringssubsidie geïntroduceerd: de Baangerelateerde investeringskorting (BIK). De BIK geldt voor investeringen in de periode 1 oktober 2020 t/m 31 december 2022 voor nieuwe bedrijfsmiddelen. De BIK kan verrekend worden met de loonheffing en is dus alleen interessant voor bedrijven met personeel. Door deze systematiek is het voordeel van de regeling ook niet afhankelijk van de winst.

Via de BIK kan tot en met 31 december 2021 van een investering 3,9% van het investeringsbedrag tot € 5 miljoen worden verrekend met de loonheffing. Bij een hoger investeringsbedrag is van het meerdere 1,8% te verrekenen. Dit pakt dus gunstig uit voor kleinere investeringen. De percentages voor het jaar 2022 staan nog niet vast. De BIK kan per jaar vier keer worden aangevraagd. Er geldt per aanvraag een ondergrens van € 20.000 en per bedrijfsmiddel een ondergrens van € 1.500.

De BIK kan worden verkregen naast de bestaande investeringsregelingen, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de milieu-investeringsaftrek en de energie-investeringsaftrek. De BIK geldt alleen voor investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen. De investeringen moeten uiterlijk tussen 1 januari 2021 en 31 december 2022 zijn betaald en ook binnen zes maanden na volledige betaling in gebruik worden genomen. Verder geldt er een aantal voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Bedrijven die investeren, kunnen de BIK aanvragen bij de RVO. Na ontvangst van een BIK-verklaring kan de BIK worden verrekend met de loonheffing.

Tip!
Investeringsverplichtingen aangegaan ná 1 oktober 2020 tellen mee voor de BIK, maar slechts indien de laatste betaling voor de investering is gedaan in 2021. Het loont daarom de moeite om te beoordelen of de laatste betaling verschoven kan worden naar begin 2021.

Tip!
Vaak worden investeringen gedaan door andere bv’s dan waar het personeel is dienst is. Dan kan een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting nodig zijn om gebruik te maken van de BIK. Daar komt bij dat investeringen in nieuwe bedrijfsmiddelen die bestemd zijn om hoofdzakelijk te worden verhuurd binnen het concern zijn uitgezonderd van de BIK. Een fiscale eenheid voor de Vpb kan dit voorkomen. Een voorwaarde is wel dat het dan moet gaan om zuiver binnenlandse situaties.

Let wel altijd goed op alle voor- en nadelen van het aangaan of verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

5.5 Benut uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling

Benut ook dit jaar uw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel uw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die u in 2021 wilt vergoeden/verstrekken nog in 2020 kunnen worden vergoed/verstrekt. Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2020 over is, door te schuiven naar 2021.

Tip!
Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2020 eenmalig is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van € 400.000 bedraagt de vrije ruimte 3% en over het meerdere 1,2%. De vrije ruimte wordt in 2021 weer verlaagd: over de eerste € 400.000 van de loonsom wordt de vrije ruimte 1,7% en over het meerdere 1,18%.

Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat uw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze onderbrenging op zichzelf ongebruikelijk is en/of de omvang van de vergoeding/verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het echter niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.

Tip!
Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van € 2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van € 2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar hij recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van € 2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en kan dus mogelijk een extra heffing van 80% opleveren voor de werkgever.

Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de werkkostenregeling indien deze positief voor u uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Door de grotere vrije ruimte dit jaar vanwege de coronacrisis, is het gebruik van de concernregeling echter minder vaak voordelig. Als u de concernregeling toepast, kunt u namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% over de eerste € 400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en u hoeft uw keuze pas ná 2020 te bepalen.

Tip!
Heeft u nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kunt u zichzelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van € 2.400. Staat uw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor hem of haar. Dit is niet mogelijk als u gebruik heeft gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2- en NOW 3-regeling in het kader van de coronacrisis en u een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van € 100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van € 125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als er gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als u langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling heeft gekregen.

5.6 Vier kerst dit jaar ‘WKR-optimaal’ met uw personeel

Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. En een bedrijfsfeestje is begin 2021 misschien net zo gezellig als eind 2020. Omdat deze verstrekkingen dan in 2021 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2021.

Let op!
Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als u in 2021 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt en houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2021 beduidend geringer is.

Let op!
Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van € 3,35 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Dit is echter altijd beduidend minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur, die anders ten laste van uw vrije ruimte was gekomen.

5.7 Houd rekening met wijziging 30%-regeling

De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers met een specifieke deskundigheid is gewijzigd. Vanaf 2019 mogen werkgevers de regeling nog maar vijf jaar toepassen in plaats van acht jaar. Er is overgangsrecht ingevoerd voor de groep werknemers waarvoor de regeling als gevolg van deze maatregel in 2019 of 2020 zou eindigen en die zijn ingekomen vóór 1 januari 2012.

Op basis van de 30%-regeling mag een werkgever 30% van het salaris van de betreffende werknemer belastingvrij uitbetalen als tegemoetkoming in de extra kosten van de buitenlandse werknemer. Een hoger percentage mag ook, mits aannemelijk wordt gemaakt dat de kosten ook hoger zijn.

Er gelden wel de nodige voorwaarden om de regeling te mogen toepassen. Met name moet sprake zijn van een specifieke deskundigheid. Dit is onder meer het geval als het jaarsalaris, exclusief de belastingvrije vergoeding, in 2020 minstens € 38.347 bedraagt. Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastertitel geldt de verlaagde salariseis van € 29.149. Verder moet de werknemer voordat hij bij de Nederlandse werkgever in dienst trad, op minstens 150 km afstand van de Nederlandse grens hebben gewoond.

Tip!
Een soortgelijke regeling geldt voor werknemers die tijdelijk in bepaalde aangewezen landen werken. Ook aan die werknemers mag onder voorwaarden 30% van de beloning onbelast worden uitbetaald. Deze regeling wijzigt niet.

5.8 Vorm een voorziening voor een transitievergoeding

Bij onvrijwillig ontslag van een werknemer bent u in beginsel een transitievergoeding verschuldigd. De hoogte ervan is afhankelijk van het aantal jaren dat de werknemer bij u in dienst is geweest en de hoogte van het salaris. De transitievergoeding bedraagt in 2020 maximaal € 83.000 of een bruto jaarsalaris als dit meer is.

Zijn er voldoende aanwijzingen dat u op niet al te lange termijn een of meer werknemers moet ontslaan, dan kunt u een voorziening vormen voor een transitievergoeding. Op deze manier kunt u nu al rekening houden met de kosten van een transitievergoeding die zich pas in de toekomst zullen voordoen. De hoogte van de voorziening moet u afstemmen op de te verwachten kosten en de te verwachten termijn waarop deze kosten zich zullen voordoen.

Let op!
Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de transitievergoeding betaald moet worden. U zult dit dus aannemelijk moeten kunnen maken, bijvoorbeeld door aan te tonen dat een reorganisatie – bijvoorbeeld vanwege de coronacrisis – op termijn niet is te voorkomen.

5.9 Bereid u voor op einde belastingvrije vaste reiskostenvergoeding

Werkgevers kunnen hun werknemers een vaste, belastingvrije vergoeding geven voor de kosten van het woon-werkverkeer. Indien uw werknemers een vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer krijgen, hoeft u die vanwege de coronacrisis dit jaar niet aan te passen. In ieder geval tot en met 31 december 2020 mag u blijven uitgaan van de feiten waarop de vaste vergoeding was gebaseerd. Voorwaarde hierbij is wel dat het recht op de vaste vergoeding uiterlijk vaststond op 12 maart 2020.

Let op!
Zonder extra maatregelen verloopt de faciliteit op 1 januari 2021.

Dit betekent dat een vergoeding voor reiskosten voor thuiswerkers vanaf 1 januari 2021 dan belast loon is. De werknemer houdt dan netto minder over en u als werkgever dient premies werknemersverzekeringen en Zorgverzekeringswet af te dragen.

U kunt hier op het afschaffen van de faciliteit op verschillende manieren inspelen. Zo kunt u de vergoeding afschaffen of verminderen, maar u kunt ook de belasting voor uw rekening nemen door de vergoeding te bruteren. Dit is een relatief dure optie. Daarom is het vaak voordeliger in plaats hiervan de vergoeding onder te brengen in de werkkostenregeling.

Let op!
Brengt u de vergoeding onder in de werkkostenregeling, dan dient u aannemelijk te kunnen maken dat de vergoeding voldoet aan het gebruikelijkheidscriterium (zie tip 57) en dus niet meer dan 30% afwijkt van wat in soortgelijke situaties aan vergoeding wordt verstrekt.

5.10 Vraag tijdig de verhoogde WBSO aan

Werkgevers die innovatieve activiteiten verrichten, kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen in de vorm van een percentage van de gemaakte kosten. Deze kosten bestaan uit de direct toerekenbare salariskosten plus de overige toerekenbare kosten van innovatie.

Let op!
Van deze kosten mag u in 2021 tot € 350.000 een extra bedrag van 40% verrekenen met de af te dragen loonheffing. Dat is 8%-punt meer dan dit jaar, want nu krijgt u nog 32%. Voor startende ondernemers is het percentage verhoogd van 40% dit jaar naar 50% in 2021. Het percentage boven € 350.000 is hetzelfde gebleven en bedraagt dit en volgend jaar 16%.

Als u innovatieve activiteiten gaat uitvoeren, kunt u de WBSO vooraf online aanvragen bij RVO.nl. Aanvragen kan in vier periodes per jaar.

Let op!
Aanvragen voor de eerste periode van 2021 moeten uiterlijk 20 december 2020 bij RVO.nl binnen zijn.

6 Tips voor de automobilist

6.1 Houd rekening met verval lage bijtelling na 60 maanden

Een lagere bijtelling geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Heeft u een auto van de zaak met een lagere bijtelling die op kenteken is gezet in 2016, houd er dan rekening mee dat deze lagere bijtelling in 2021 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 25% (en dus geen 22%)! Het verval van de lage bijtelling na 60 maanden geldt voor alle auto’s. Dus ook de volledig elektrische auto uit 2016 – die nu nog een 4%-bijtelling kent –, krijgt in 2021 na 60 maanden een hogere bijtelling. Deze bedraagt in 2021 15% tot een cataloguswaarde van € 40.000 en 25% over het meerdere.

Tip!
Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan is het wellicht voordeliger deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar in beginsel niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u namelijk een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen.

Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van € 0,19/km worden gegeven.

Tip!
Wordt de bijtelling voor u in 2021 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2021 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.

6.2 Vergeet btw privégebruik auto niet in uw laatste btw-aangifte

Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat u door het jaar heen de btw op alle autokosten in aftrek kunt brengen, althans, als u de auto gebruikt voor btw-belaste omzet.

Voor het btw-privégebruik kunt u gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Ga daarbij uit van een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.

Tip!
Voor de auto van de zaak die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) of langer in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Datzelfde percentage geldt ook als je bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek hebt gebracht.

Let op!
U hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. U mag ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn. U moet dan wel een (globale) kilometerregistratie bijhouden. Houd er rekening mee dat in dit geval woon-werkverkeer als privé wordt gezien.

Tip!
De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor uw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst.

6.3 Koop elektrische auto vóór 2021

Als u van plan bent binnenkort een elektrische auto aan te schaffen, is het raadzaam dit nog voor het einde van 2020 te doen. De reden is dat de bijtelling bij privégebruik van zakelijke elektrische auto’s de komende jaren gaat stijgen:

Jaar eerste toelating Bijtelling bij privégebruik Tot deel van de cataloguswaarde Bijtelling voor het deel daarboven
2020 8% € 45.000 22%
2021 12% € 40.000 22%
2022 16% € 40.000 22%

De lage bijtelling geldt voor een periode van 60 maanden vanaf de datum van eerste toelating.

Tip!
Overweeg om de auto over te brengen naar privé en zakelijke kilometers te declareren tegen € 0,19/km. Indien u ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet u wel een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen.

Tip!
Wordt de bijtelling voor u in 2021 fors hoger, dan kunt u ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2021 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.

6.4 Vraag als particulier subsidie aan voor elektrische auto

Particulieren die een elektrische auto aanschaffen, kunnen hiervoor subsidie krijgen. De subsidie bedraagt € 4.000 voor nieuwe elektrische auto’s en € 2.000 voor occasions. Voor de subsidie geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto liggen tussen € 12.000 en € 45.000 en moet de actieradius minstens 120 kilometer zijn.

De subsidie is alleen bestemd voor particulieren, wat betekent dat de auto niet tot het ondernemingsvermogen mag behoren. Ondernemers kunnen de subsidie dus alleen krijgen als ze de auto in privé aanschaffen. In dat geval kan men voor zakelijke kilometers € 0,19/km ten laste van de winst brengen.

De subsidie kan online worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (www.rvo.nl). Dit kan pas nadat u de koop- of leaseovereenkomst heeft gesloten. U kunt de subsidie alleen verkrijgen indien de elektrische auto bij een erkend bedrijf wordt aangeschaft. Dit om fraude bij handel tussen particulieren te voorkomen.

Let op!
De subsidie voor nieuwe elektrische auto’s voor 2020 is al niet meer beschikbaar. Subsidieaanvragen kunnen dan worden doorgeschoven naar 2021, maar men wil voorkomen dat de subsidiepot voor het jaar 2021 ook al snel de bodem bereikt. Daarom is de regeling aangepast en is dit sinds 30 oktober 2020 niet meer mogelijk. U kunt dan de subsidie alleen nog vanaf 2021 aanvragen, dus moet u er in januari snel bij zijn of een gebruikte elektrische auto kopen. Die subsidie is namelijk nog wel beschikbaar.

6.5 Vraag milieu-investeringsaftrek aan voor uw milieuvriendelijke auto

Schaft u nog in 2020 een milieuvriendelijke auto aan, dan komt u mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor een waterstofpersonenauto met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor deze auto geldt ook de VAMIL (willekeurige afschrijving van 75% van de aanschaffingskosten). Voor elektrische auto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km kunt u eveneens MIA verkrijgen. Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.

Soort auto MIA % Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag VAMIL
Waterstofpersonenauto

(CO2-uitstoot = 0)

36% € 75.000 Ja
Elektrische auto

(CO2-uitstoot = 0)

13,5% € 40.000 Nee

Let op!
Om in aanmerking te komen voor de MIA en VAMIL, moet u uw investering binnen drie maanden nadat u de investeringsverplichting bent aangegaan, melden bij RVO.nl. Bent u te laat, dan komt u niet meer in aanmerking voor de aftrek!

Het is nog niet bekend of de MIA en VAMIL ook in 2021 gelden voor de milieuvriendelijke auto, omdat de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2021 pas eind 2020 bekend worden gemaakt.

Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2020 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan € 2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.

6.6 Breng verkeersboete onder in de werkkostenregeling

Heeft u als dga de beschikking over een auto van de zaak en heeft u een verkeersboete gekregen waarbij u niet staande bent gehouden? U bent bijvoorbeeld geflitst terwijl u door rood reed? In dat geval komt de bekeuring bij de kentekenhouder terecht, ofwel bij uw bedrijf. Verhaalt u de boete dan niet op uzelf als werknemer, dan kunt u het bedrag van de boete als genoten voordeel onderbrengen in de werkkostenregeling. Blijft u binnen de vrije ruimte, dan blijft dit belastingvrij. Schiet u over de vrije ruimte heen, dan betaalt uw bv als werkgever 80% eindheffing. Bij het niet-verhalen van de boete moet wel aan de zogenaamde gebruikelijkheidstoets worden voldaan. Dit betekent dat het niet verhalen van de boete niet meer dan 30% mag afwijken van wat in soortgelijke gevallen gebruikelijk is. U staat dus sterker als u verkeersboetes van andere werknemers ook onderbrengt in de werkkostenregeling. Anders loopt u het risico dat de fiscus stelt dat u het voordeel als dga geniet en u er toch belasting over moet betalen.

Let op!
Brengt u een niet-verhaalde boete onder in de werkkostenregeling, dan is dit bedrag gewoon van de winst aftrekbaar als loonkosten. Dit is ook zo als er geen eindheffing betaald hoeft te worden omdat u binnen de vrije ruimte bent gebleven.

7. Tips voor de woningeigenaar

7.1 Koop (eerste) eigen woning na 2020

Jongeren die minstens 18 jaar zijn en nog geen 35 jaar, krijgen vanaf 2021 een vrijstelling van overdrachtsbelasting bij aankoop van een eigen woning. De vrijstelling is eenmalig. Dit betekent dat indien deze jongeren al een koopwoning bezitten, ze toch recht hebben op de vrijstelling als ze een andere woning kopen. Voorwaarde is dat men de woning zelf als hoofdverblijf gaat bewonen. De vrijstelling betekent een besparing van 2% overdrachtsbelasting.

Let op!
De vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2021, maar is vanaf 1 april 2021 beperkt tot woningen met een waarde tot € 400.000. Voor woningen met een hogere waarde geldt de vrijstelling in het geheel niet, dus ook niet tot het bedrag van € 400.000.

7.2 Koop tweede woning nog dit jaar

De overdrachtsbelasting op woningen die een koper niet zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken, stijgt volgend jaar naar 8%. Dit betekent een stijging van 6%-punt ten opzichte van 2020. De verhoging is bedoeld om beleggen en speculeren op de woningmarkt tegen te gaan en zodoende woningen betaalbaar te houden. De maatregel betekent bijvoorbeeld dat een vakantiewoning belast wordt met 8% overdrachtsbelasting, maar ook de woning die een bedrijf koopt als belegging of de woning die een ouder koopt voor een kind.

7.3 Schenk vrijgesteld ten behoeve van eigen woning

Per 1 januari 2017 bestaat een schenkingsvrijstelling voor de eigen woning. Voor 2020 bedraagt deze vrijstelling € 103.643. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut worden. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden gebruikt voor de eigen woning. De vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen tussen ouders en kind. Hierdoor kan er ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling. Wel blijft de beperking van kracht dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn (als de schenking gespreid plaatsvindt, moet op alle momenten aan deze voorwaarde worden voldaan). Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning.

Tip!
De schenking leidt bij u tot een lager belastbaar vermogen in box 3. Schenkt u nog in 2020, dan bespaart u in 2021 belasting in box 3.

7.4 Spreid de schenking over drie jaren en voorkom boeterente

Vanaf 2017 is het ook mogelijk om de hoge schenkingsvrijstelling van € 103.643 te gebruiken voor een schenking die u spreidt over drie achtereenvolgende jaren. Als de ontvanger van de schenking deze gebruikt voor aflossing van de schuld inzake de eigen woning, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen. Wel moet de ontvanger op alle momenten voldoen aan de leeftijdsgrens. Als iemand bijna 40 is, zijn gespreide schenkingen dus niet mogelijk.

7.5 Los uw geringe hypotheekschuld af

Als u geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoeft u slechts een gering deel van het eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook uw box 3-vermogen lager wordt en u dus ook minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet u dan wel zorgen dat u uiterlijk 31 december 2020 aflost.

Let op!
Deze regeling wordt vanaf 2019 over een periode van dertig jaar geleidelijk afgeschaft. Uw voordeel zal dus per jaar kleiner worden en uiteindelijk verdwijnen.

Let op!
Bedenk vooraf of u mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen. Indien u later opnieuw een hypotheek voor uw woning afsluit, is de rente namelijk niet meer aftrekbaar.

7.6 Onderzoek rentemiddeling

Rentemiddeling biedt een mogelijkheid om tegen een lagere hypotheekrente te lenen, zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in uw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.

De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld.

Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is er ook sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.

Tip!
Het tarief waartegen de (boete)rente in aftrek kan worden gebracht, wordt afgebouwd tot 37,05% (2023). In 2020 is de rente maximaal aftrekbaar tegen 46%. Door dit jaar een lening over te sluiten en de boeterente te betalen, kan mogelijk een fiscaal voordeel worden behaald ten opzichte van de rentemiddeling.

Let op!
Als het percentage van de andere opslagen hoger is dan 0,2%, kan over de gehele andere opslag geen rente worden afgetrokken. U moet dan de betaalde rente herrekenen naar de rente die u mag aftrekken als betaalde hypotheekrente.

7.7 Betaal hypotheekrente vooruit

Valt uw inkomen in 2021 in een lager tarief dan in 2020 en/of wilt u uw box 3-vermogen verlagen, dan is het wellicht financieel aantrekkelijk om in 2020 uw hypotheekrente vooruit te betalen. Uw hypotheekrente wordt in 2020 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en uw box 3-vermogen zal per 1 januari 2021 lager zijn.

Let op!
U mag maximaal de in 2020 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2021 in 2020 in aftrek brengen.

Let op!
Trekt u de hypotheekrente in 2020 af tegen het tarief van de hoogste schijf, dan behaalt u in ieder geval een voordeel van 3%-punt. Het maximum waartegen u de hypotheekrente mag aftrekken, wordt in 2021 namelijk verder verlaagd van 46 naar 43%. De aftrek van hypotheekrente en andere aftrekposten zal worden afgebouwd naar 37,05% in 2023. Ook het tarief van de 1e schijf daalt in 2021, namelijk van 37,35% naar 37,1%.

7.8 Plan verkoop eigen woning slim rondom de jaarwisseling

Verkoopt u uw eigen woning, dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2021 plaatsvindt. Als u de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2021 in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2021.

Tip!
Plan de overdracht van uw eigen woning bij de notaris slim en bespaar box 3-heffing. Draagt u uw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2021 en wendt u de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2021 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3. Houd wel rekening met de wijzigingen per 2021 in de overdrachtsbelasting.

Let op!
Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig, omdat uw koper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.

7.9 Plan koop eigen woning slim rondom de jaarwisseling

Koopt u een eigen woning en betaalt u deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2021 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2021 nog tot uw vermogen in box 3. U kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 29 december 2020.

Let op!
Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig, omdat de verkoper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft. Houd ook rekening met de wijzigingen per 2021 in de overdrachtsbelasting.

7.10 Verhuur tweede woning aan uw kind(eren)

Heeft u al dan niet studerende kinderen die nauwelijks een betaalbare huur- of koopwoning kunnen vinden en beschikt u over voldoende privévermogen in box 3? Overweeg dan nog dit jaar een woning te kopen en aan hen te verhuren. Dit heeft verschillende fiscale voordelen.

De eventuele waardestijging van de woning is onbelast, de ontvangen huur eveneens. Uw kinderen hebben waarschijnlijk recht op huurtoeslag, dus u kunt hier met de huur rekening mee houden en iets meer huur vragen. Die moet wel zakelijk zijn, maar is de huur ondanks de huurtoeslag toch nog te hoog voor uw kinderen, dan kunt u een deel van de huur terugschenken. Een schenking tot € 5.515 per kind is in 2020 onbelast.

Let op!
Koppel de schenking wel los van de huurbetalingen en ga dit bijvoorbeeld niet met elkaar verrekenen!

Een extra voordeel voor u is dat de waarde van de woning in box 3 slechts gesteld wordt op een deel van de WOZ-waarde vanwege de verhuurde staat van de woning. Zo beschikken uw kinderen over niet te dure woonruimte, terwijl u nog een mooi rendement maakt.

Let op!
De aankoop van een woning voor uw kinderen is vanaf 2021 belast met 8% overdrachtsbelasting in plaats van 2% in 2020. Koop een woning voor uw kinderen daarom zo mogelijk nog dit jaar.

 

Disclaimer
Bij de samenstelling van deze update van de Eindejaarstips 2020 is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. De coronamaatregelen zijn meegenomen zoals deze bekend waren op donderdag 19 november 2020, 20:00 uur. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan. Verschijningsdatum update: 25 november 2020.